-
1 mens
I 〈de〉♦voorbeelden:ik voel me maar een half mens • je ne me sens pas dans mon assiettede inwendige mens versterken • se restaurerik ben ook maar een mens • je ne suis qu'un hommegeen mens • pas un chateen mens van vlees en bloed • un être de chair et de sangdat doet een mens goed • cela fait du bien〈 spreekwoord〉 de mens wikt, God beschikt • l'homme propose, Dieu disposeonder de mensen komen • sortir dans le monde¶ de groetjes mensen! • salut la compagnie!beste mensen • chers amisalle mensen! • juste ciel!ik ben geen mens om … • ce n'est pas mon genre de …II 〈 het〉♦voorbeelden:ik kan dat mens niet uitstaan • je ne supporte pas cette créature -
2 bread
n. brood; geld--------v. panerenbread1[ bred] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 brood2 brood ⇒ kost, levensonderhoud♦voorbeelden:a loaf of bread • een broodslice of bread • boterham2 daily bread • dagelijks brood, dagelijkse levensbehoeftenearn one's bread • zijn brood/kostje verdienen¶ his bread is buttered on both sides • het gaat hem goed, alles zit hem mee→ great great/————————bread2〈 werkwoord〉1 paneren -
3 man cannot live by bread alone
-
4 man cannot live on bread alone
men kan niet alleen van brood leven (een mens heeft meer nodig om te leven)
См. также в других словарях:
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon